WIJHE in 1813

Olieverfschilderij van Gilles Schouten, door K.C. Donner 1848

Een nieuwe burgemeester

Op 16 februari 1812 kreeg Wijhe een nieuwe burgemeester. Benoemd werd de op 1 mei 1790 te Amsterdam geboren Gilles Schouten. Deze zeer jeugdige burgemeester, getekend door de pokken en ook bijziend, had het gymnasium in Zwolle gevolgd en was daarna werkzaam op de mairie (gemeentehuis) te Deventer.

Op 6 november 1810 was hij daar in het huwelijk getreden met Geertruida Adolphina Henrietta Hermana Michgorius.

Na zijn benoeming in Wijhe woonde de familie aanvankelijk in de mairie, een pand in de Langstraat. Anno nu is dit de boekwinkel Primera Schippers. Het pand was voor

f 360,- per jaar gehuurd van de baron Van Dedem tot De Gelder.

Schouten vond in Wijhe al gauw enkele notabelen met wie hij eens per week samenkwam: pastoor Reinink van De Boerhaar, ds. Warmelo van Wijhe en overste Van de Pol. Hierdoor raakte Schouten op de hoogte van het reilen en zeilen in zijn nieuwe gemeente.

Natuurlijk werd er ook gesproken over de Franse overheersing, over Napoleons tocht naar Rusland, over diens successen en nederlagen.

 

Maria Gerharda Adolphing

In 1811 werd hun eerste dochter Maria Gerharda Adolphina geboren.

Zoals zovelen had ook de broer van Schouten moeten dienen in Napoleons leger en men had nooit meer iets van hem vernomen. Ook de jonker van De Gelder was ingelijfd bij het Franse leger, maar hij keerde wel behouden terug. In totaal zijn tussen 1808 en 1813 34 Wijhese jongens in dienst van Napoleon geweest.

 

Burgemeester in roerige tijden

Op 31 mei kwamen er 25 gendarmes in Wijhe aan, die bij inwoners ingekwartierd werden. In de mairie aan de Langstraat hadden de Fransen hun "hoofdkwartier" ingericht. Elke dag liepen gendarmes in en uit.

Schouten besloot daarom naar een andere woning te verhuizen.

Het huis "Het Wijhendal (Wijhendaalseweg 6) stond te koop. De burgemeester kocht het en nam er zijn intrek.

In juli 1813 bracht hij zijn zwangere vrouw en het dochtertje naar zijn schoonouders in Deventer. Hun tweede dochter Johanna Hermana Cornelia Petronella werd geboren in augustus.

In oktober 1813 was het gezin Schouten weer op 't Wijhendal herenigd. Het echtpaar kreeg in Wijhe later nog drie dochters en twee zoons.

Intussen was het in Wijhe wat onrustiger geworden.

Na de verloren Volkerenslag bij Leipzig trokken de Fransen terug, achtervolgd door Russen (Kozakken) en Pruisen.

Op 9 november 1813 kreeg burgemeester Schouten een schrijven van de Franse sous-prefect in Deventer, waarin hij opdracht gaf alle schuiten, sloepen en ponten naar de Gelderse zijde van de IJssel te brengen. Er waren nogal wat bootjes: aan de Houtwal, bij het Mottenhuisje, aan De Grond en in Herxen. Ook langs de Dijk lagen veel bootjes van vissers: Jan Reimelink, Jan en Berend Meijboom, Peter ten Klei, Teunis van Wijhe, Gerrit van der Stam, Hendrik Halfwerk, Christiaan Greeve, Willem Witholt, Sander Dijkslag, enz.

Veldwachter Quadvlieg en gemeentebode Kracht werden naar de IJssel gestuurd om te zorgen dat de orders werden uitgevoerd. Het beek dat de gendarmes de pont al naar de overkant hadden gebracht. Enkele schippers die met turf in de haven hadden gelegen, waren al naar Veessen vertrokken om daar hun turf te verkopen. De vissers langs de Dijk beweerden dat ze hun bootjes niet uit hun hanken en kolken over land naar de rivier konden slepen. Toen de gendarmes de volgende dag poolshoogte kwamen nemen, bleken alle bootjes toch verdwenen, niet naar de overkant van de IJssel, maar onder water!

Kozakken trekken ter strijde

De Franse gendarmes waren inmiddels wel naar de overkant vertrokken en burgemeester Schouten hoopte verschoond te blijven van de komst van de Kozakken, die op weg waren naar de IJssel. Het bleek ijdele hoop, want op 13 november 1813 verschenen ze in Wijhe.

Op Het Wijhendal zou hij al gauw kennis met hen maken. Tijdens een bezoekje van dominee Revius aan de burgemeester werden de heren verrast door een vreemd uitziende ruiter met een grote mantel om en een ruige muts op 't hoofd. Hij bond z'n paard aan een boom en nadat hij was binnengelaten, stelde de bezoeker zich voor

als de hetman (commandant) van een afdeling van 300 Kozakken, die behoorde tot het corps van prins Gagarin.

Hij deelde mee, dat de troepen in Wijhe zouden overnachten en er een bivak wilden inrichten. Vervolgens vertelde hij, dat er een schipbrug over de IJssel gelegd moest worden, zodat het corps langs de Gelderse oever kon oprukken naar Deventer. Allereerst zou de burgemeester hem een plek moeten wijzen, waar het bivak moest worden opgeslagen. Ook diende er voor brandhout gezorgd te worden. Terloops noemde hij nog enkele wensen: een koe, een vat bier en een emmer "schnaps"...

Voor alles zou burgemeester Schouten zorgen. Zelfs werd de hetman uitgenodigd voor het avondeten. Per slot van rekening waren de Kozakken onze bevrijders.

 

 

Het bivak van de Kozakken

Het bivak

Als bivak werd het zandige, hooggelegen terrein tegenover het Hof van Wijhe aangewezen, waar later enkele villa's en de melkfabriek zouden verrijzen. De Kozakken bouwden er hun bivak van tenten, strooien hutten en planken loodsen.

Het was er een drukte van belang. 's Avonds zag men overal vuren, waar soms kookpotten boven hingen. Bij andere vuren deden de Kozakken zich te goed aan geroosterde stukken vlees van de geslachte koe, aan het bier en de "schnaps".

De volgende dag werd allereerst de pont, die door de Fransen was meegenomen naar de overkant, gerepareerd en weer naar de Overijsselse oever gebracht. Hij zou meteen gebruikt worden , want de boer van de Horselenberg bracht burgemeestersvrouw Truitje en de twee kinderen met paard en wagen naar Kampen. Daar woonde de moeder van Schouten nog en de burgemeester vond het verstandiger om zijn gezin in deze roerige tijden daar onder te brengen.

De schipbrug

Schouten liet door boten op de rivier, de schippers die op- of afvoeren, bevelen hun schepen daar te doen aanleggen of ankeren.

Schipbrug tussen Veessen en Fordmond

Na overleg met personen, die bekend waren met het vaarwater, werd besloten de brug te slaan tussen Fortmond en Veessen. Op die plaats ligt een krib in de rivier, die in de volksmond nog de naam draagt van Kozakkenkrib. Fortmond was zeer hoog gelegen en bleef bij tamelijk hoge waterstand nog vrij van overstroming, terwijl de lage uiterwaarden met de vele kolken en hanken, die zich ten noorden daarvan, langs den rechteroever uitstrekten, bij een gering wassen van het rivierwater reeds onderliepen. Bovendien was het gedeelte van de rivier dat voor het leggen van de brug werd gekozen veel smaller, dan verder noordwaarts bijv. bij het Wijhesche veer.

Voor de bouw schijnt men bijna uitsluitend beurtschepen te hebben geprest, die het meest geschikt geoordeeld werden voor het beoogde doel. Beurtlui voeren er genoeg op de IJssel. Van Deventer op Amsterdam alleen voeren er zeven.

 

De Kozakken waren geen lieverdjes

Twee gewonde kozakken waren inmiddels overgebracht naar de woning van vrouw Westenberg, die de verpleging op zich nam. Later werden zieken en gewonden naar Hattem vervoerd, waar een ziekeninrichting was. Een pachter van baron Van Dedem, Klaas Antonie Broekhuis, werd hiermee vaak belast.

Deze wist zich wel raad met z'n vrachtje, als hij over het veer de dijk naar Hattem volgde. Aan het begin van Marle stond een klein kroegje. Zodra een der Kozakken dit zag, riep hij: "Schnaps zu bekommen" en dan sprongen en buitelden zieken en gewonden van de open boerenwagen, waarmee het transport plaats had. Klaas Antonie wachtte nu maar tot z'n gasten dronken waren, laadde ze dan weer op en reed zonder oponthoud naar Hattem.

In Wijhe verzorgde vrouw Westenberg nog steeds twee gewonde Kozakken. De een had een lanssteek in de zij opgelopen en knapte al weer aardig op. Maar de ander had een schot in de borst gehad en overleed nog in november.

De overleden Kozak werd begraven met een in het bivak overleden collega. In het midden van de 19e eeuw werden bij toeval de stoffelijke resten opgegraven in de boomgaard van de toenmalige notaris J.K. Steffers, de vroegere mairie.

Burgemeester Schouten had 't druk met de Kozakken. Ze liepen in en uit voor allerlei zaken. Ze haalden bonenstokken uit zijn tuinen, namen zelfs een fluwelen canapékussen mee. Hij declareerde dan ook later f 120,- "voor het vernielen van meubelen door de cozakken en van differente objecten". Ook andere misdragingen van de Kozakken hielden hem bezig. Zo ondervond juffrouw Kattewinkel van de herberg De Brabantse Wagen nogal eens overlast van hen als ze weer drank eisten of probeerden de dochters en het dienstmeisje lastig te vallen. Ook de eigenaar van Scherpenzeel, waar Kozakken waren ingekwartierd, had veel met hen te stellen. Nog erger werd het, toen een boerenmeisje aan het 'knollentrekken' was in de buurt van de boerderij De Denselaar en door zeven Kozakken werd overvallen. Ze mishandelden haar zodanig dat ze korte tijd later overleed. Dat het niet alleen maar kommer en kwel was met de Kozakken, moge blijken uit het gedicht dat op 22 september 1906 in het weekblad "De Wijhenaar" verscheen.

 

 

De getoonde foto's zijn auteursrechtelijk beschermd.